Een gezamenlijk rapport van SolarPower Europe en Fraunhofer ISE toont aan dat in Europa geproduceerde PV-modules €0,103 (US$0,12) per watt meer kosten dan in China geproduceerde modules. Gerichte beleidsondersteuning zou de kloof echter kunnen verkleinen en de EU kunnen helpen haar doel van 30 GW jaarlijkse productiecapaciteit in 2030 te bereiken.
Een recent rapport geeft aan dat PV-modules die worden geproduceerd met behulp van in de EU geproduceerde cellen ongeveer €0,103 (US$0,12) per watt meer kosten dan vergelijkbare modules die in China worden geproduceerd.
Het rapport, "Reshoring PV Module Manufacturing to Europe", gezamenlijk uitgebracht door SolarPower Europe en het Fraunhofer Institute for Solar Energy Systems (ISE), merkt op dat de kostenkloof voornamelijk voortkomt uit hogere kosten voor apparatuur, materialen, arbeid, fabrieken en faciliteiten.
Als gevolg hiervan bedragen de systeemkosten van een grootschalige PV-energiecentrale met in de EU geproduceerde cellen ongeveer €0,608 per watt, vergeleken met €0,50 per watt voor in China geproduceerde producten, wat resulteert in 14,5% hogere genivelleerde elektriciteitskosten (LCOE) voor Europese modules. Dit percentage valt binnen de limiet van 15% kostenpremie voor niet-prijsfactoren in aanbestedingen voor hernieuwbare energie, zoals bepaald door de Net Zero Industry Act (NZIA).
Het rapport stelt dat door middel van een verstandige beleidsmix, inclusief het opnemen van kapitaal- en exploitatiekosten in outputgebaseerde ondersteuningsmechanismen, de kostenkloof tussen Europese en Chinese modules kan worden verkleind tot minder dan 10%.
Het rapport beveelt aan om een outputgebaseerd ondersteuningsmechanisme op EU-niveau voor PV-productie op te zetten, inclusief subsidies, leningen en risicobeperkende instrumenten, om de opschaling van de Europese PV-productie te bevorderen en kapitaal- en exploitatiekosten te dekken op basis van het productievolume. Het rapport merkt ook op dat de US Inflation Reduction Act (IRA) en het Production-Linked Incentive (PLI)-beleid van India succesvol zijn gebleken in andere markten.
Het rapport merkt ook op dat er nog steeds een kostenverschil is van €0,022 tot €0,058 per watt tussen Europese en niet-EU-modules die voldoen aan de NZIA-normen. Daarom zouden overheden kunnen overwegen om een "Made in EU"-kredietmechanisme of een EU-prioriteitsschema op te nemen in hun ondersteuningsbeleid, met name voor PV-daken of overheidsopdrachten.
In het kader van de NZIA heeft de EU een doelstelling vastgesteld van minimaal 30 GW aan jaarlijkse productiecapaciteit in 2030. Het rapport betoogt dat het vanuit technisch oogpunt haalbaar is om deze capaciteit langs de PV-waardeketen te realiseren tegen het einde van het decennium.
Deze doelstelling komt overeen met een aandeel van 30% tot 50% van de EU PV-markt en ongeveer 2% tot 3% van de wereldmarkt. Het rapport schat dat Europa zes tot tien fabrieken met een jaarlijkse capaciteit van 3 tot 5 GW zal moeten bouwen om deze capaciteit te ondersteunen.
Om de doelstelling van 30 GW te bereiken, heeft de Europese PV-industrie jaarlijkse steun nodig van €1,4 miljard tot €5,2 miljard. Het rapport schat ook dat tot 39% van deze kosten kan worden terugverdiend via macro-economische voordelen, waaronder maximaal 2.700 banen en €66,5 miljoen aan jaarlijkse belasting- en sociale inkomsten.
SolarPower Europe CEO Walburga Hemetzberg verklaarde dat Europa met passende beleidsondersteuning in 2030 op concurrerende wijze 30 GW aan PV-productiecapaciteit zou kunnen bereiken. "Om dit doel te bereiken, moeten de EU en haar lidstaten snel handelen", voegde ze eraan toe. "Zonder actie loopt Europa het risico zijn resterende fotovoltaïsche industrie en technologische capaciteiten te verliezen."
Het rapport waarschuwde ook dat de Europese productie zonder interventie moeite zal hebben om te concurreren met grote wereldwijde concurrenten en zijn resterende industriële en technologische capaciteiten zou kunnen verliezen. "Omdat de uitbreiding van de productiecapaciteit doorgaans twee tot drie jaar duurt, hebben investeerders een beperkt venster om te investeren in de Europese productie vóór 2030", aldus het rapport.
Een gezamenlijk rapport van SolarPower Europe en Fraunhofer ISE toont aan dat in Europa geproduceerde PV-modules €0,103 (US$0,12) per watt meer kosten dan in China geproduceerde modules. Gerichte beleidsondersteuning zou de kloof echter kunnen verkleinen en de EU kunnen helpen haar doel van 30 GW jaarlijkse productiecapaciteit in 2030 te bereiken.
Een recent rapport geeft aan dat PV-modules die worden geproduceerd met behulp van in de EU geproduceerde cellen ongeveer €0,103 (US$0,12) per watt meer kosten dan vergelijkbare modules die in China worden geproduceerd.
Het rapport, "Reshoring PV Module Manufacturing to Europe", gezamenlijk uitgebracht door SolarPower Europe en het Fraunhofer Institute for Solar Energy Systems (ISE), merkt op dat de kostenkloof voornamelijk voortkomt uit hogere kosten voor apparatuur, materialen, arbeid, fabrieken en faciliteiten.
Als gevolg hiervan bedragen de systeemkosten van een grootschalige PV-energiecentrale met in de EU geproduceerde cellen ongeveer €0,608 per watt, vergeleken met €0,50 per watt voor in China geproduceerde producten, wat resulteert in 14,5% hogere genivelleerde elektriciteitskosten (LCOE) voor Europese modules. Dit percentage valt binnen de limiet van 15% kostenpremie voor niet-prijsfactoren in aanbestedingen voor hernieuwbare energie, zoals bepaald door de Net Zero Industry Act (NZIA).
Het rapport stelt dat door middel van een verstandige beleidsmix, inclusief het opnemen van kapitaal- en exploitatiekosten in outputgebaseerde ondersteuningsmechanismen, de kostenkloof tussen Europese en Chinese modules kan worden verkleind tot minder dan 10%.
Het rapport beveelt aan om een outputgebaseerd ondersteuningsmechanisme op EU-niveau voor PV-productie op te zetten, inclusief subsidies, leningen en risicobeperkende instrumenten, om de opschaling van de Europese PV-productie te bevorderen en kapitaal- en exploitatiekosten te dekken op basis van het productievolume. Het rapport merkt ook op dat de US Inflation Reduction Act (IRA) en het Production-Linked Incentive (PLI)-beleid van India succesvol zijn gebleken in andere markten.
Het rapport merkt ook op dat er nog steeds een kostenverschil is van €0,022 tot €0,058 per watt tussen Europese en niet-EU-modules die voldoen aan de NZIA-normen. Daarom zouden overheden kunnen overwegen om een "Made in EU"-kredietmechanisme of een EU-prioriteitsschema op te nemen in hun ondersteuningsbeleid, met name voor PV-daken of overheidsopdrachten.
In het kader van de NZIA heeft de EU een doelstelling vastgesteld van minimaal 30 GW aan jaarlijkse productiecapaciteit in 2030. Het rapport betoogt dat het vanuit technisch oogpunt haalbaar is om deze capaciteit langs de PV-waardeketen te realiseren tegen het einde van het decennium.
Deze doelstelling komt overeen met een aandeel van 30% tot 50% van de EU PV-markt en ongeveer 2% tot 3% van de wereldmarkt. Het rapport schat dat Europa zes tot tien fabrieken met een jaarlijkse capaciteit van 3 tot 5 GW zal moeten bouwen om deze capaciteit te ondersteunen.
Om de doelstelling van 30 GW te bereiken, heeft de Europese PV-industrie jaarlijkse steun nodig van €1,4 miljard tot €5,2 miljard. Het rapport schat ook dat tot 39% van deze kosten kan worden terugverdiend via macro-economische voordelen, waaronder maximaal 2.700 banen en €66,5 miljoen aan jaarlijkse belasting- en sociale inkomsten.
SolarPower Europe CEO Walburga Hemetzberg verklaarde dat Europa met passende beleidsondersteuning in 2030 op concurrerende wijze 30 GW aan PV-productiecapaciteit zou kunnen bereiken. "Om dit doel te bereiken, moeten de EU en haar lidstaten snel handelen", voegde ze eraan toe. "Zonder actie loopt Europa het risico zijn resterende fotovoltaïsche industrie en technologische capaciteiten te verliezen."
Het rapport waarschuwde ook dat de Europese productie zonder interventie moeite zal hebben om te concurreren met grote wereldwijde concurrenten en zijn resterende industriële en technologische capaciteiten zou kunnen verliezen. "Omdat de uitbreiding van de productiecapaciteit doorgaans twee tot drie jaar duurt, hebben investeerders een beperkt venster om te investeren in de Europese productie vóór 2030", aldus het rapport.